Het plangebied ligt aan de rand van de oude binnenstad aan weerszijden van een oude insteekhaven en grenst in het oosten aan een weelderig 19de eeuws stadspark. Het plan veranderde het gebied van een vergeten uithoek in een schakel tussen binnenstad en park. Het water verdeelt het plan in twee verschillende sferen: die van de ‘stadsoevers’, waar wordt aangesloten bij de oude structuur van stegen, doorkijkjes, bedrijvigheid en havenactiviteiten; en die van de ‘stadstuinen’, waar het woonmilieu is geënt op de aanwezigheid van het park. Op de plaats waar een nieuwe brug stadsoevers en stadstuinen met elkaar verbindt staat het stadsgebouw, dat onderdak biedt aan een gevarieerd programma van stedelijke functies en bijzondere woonvormen.
Omdat de bebouwing van het gebied stap voor stap gestalte kreeg was een set regels geformuleerd, die de uitwerking van het plan stuurde. Deze zogenaamde ‘printplaat’ regelde als een omgekeerd Pompei de samenhang tussen de gebouwen en het openbare gebied.